Explication de la grammaire:
Wanneer gebruik je het persoonlijkvoornaamwoord met nadruk?
MEEWERKEND VOORWERP met voorzetsel à, pour, avec, sans, de.
C'est pour moi ? Oui c'est pour TOI. Non, c'est pour LUI. Is het voor mij?
Ja, het is voor jou. Nee, het is voor hem.
Tu vas au cinéma avec Isabelle ? Oui, je vais voir ce film avec ELLE.
Ga je naar de film met Isabelle? Ja, ik ga die/deze film met haar kijken
C'est à moi que tu parles ? Oui, c'est à TOI que je parle. Non, c'est à EUX que je parle.
Heb je het tegen mij? Ja, ik heb het tegen jou. Nee, ik heb het tegen hen.
Il y a quelqu'un devant nous ? Non, il n'y a personne devant VOUS.
Is er iemand voor ons? Nee, er is niemand voor jullie.
Tu es sorti avec tes parents dimanche ? Oui je suis allé à la campagne avec EUX.
Ben je zondag met je ouders uitgeweest? Ja, ik ben met hen naar het platteland gegaan.
Elle est partie sans ses amies ? Oui, elle est partie sans ELLES.
Is zij zonder haar vriendinnen weggegaan? Ja, zij is zonder hen weggegaan.
Elle a dîné avec Jacques hier soir ? Non, elle n'a pas dîné avec LUI.
Heeft zij gisteravond met Jacques gegeten? Nee, ze heeft niet met hem gegeten.
Elle t'a parlé de moi ? Oui, elle m'a parlé beaucoup de TOI.
Heeft ze met jou over mij gesproken? Ja, zij heeft veel over jou met mij gesproken.
Zonder werkwoord en na c’est:
Toi, tu parles français?
Jij, spreek jíj Frans? (als verrassende toon)
C'est moi qui a fait cela.
Dat heb ik gedaan.
C'est pour moi ? Oui c'est pour TOI. Non, c'est pour LUI. Is het voor mij?
Ja, het is voor jou. Nee, het is voor hem.
Tu vas au cinéma avec Isabelle ? Oui, je vais voir ce film avec ELLE.
Ga je naar de film met Isabelle? Ja, ik ga die/deze film met haar kijken
C'est à moi que tu parles ? Oui, c'est à TOI que je parle. Non, c'est à EUX que je parle.
Heb je het tegen mij? Ja, ik heb het tegen jou. Nee, ik heb het tegen hen.
Il y a quelqu'un devant nous ? Non, il n'y a personne devant VOUS.
Is er iemand voor ons? Nee, er is niemand voor jullie.
Tu es sorti avec tes parents dimanche ? Oui je suis allé à la campagne avec EUX.
Ben je zondag met je ouders uitgeweest? Ja, ik ben met hen naar het platteland gegaan.
Elle est partie sans ses amies ? Oui, elle est partie sans ELLES.
Is zij zonder haar vriendinnen weggegaan? Ja, zij is zonder hen weggegaan.
Elle a dîné avec Jacques hier soir ? Non, elle n'a pas dîné avec LUI.
Heeft zij gisteravond met Jacques gegeten? Nee, ze heeft niet met hem gegeten.
Elle t'a parlé de moi ? Oui, elle m'a parlé beaucoup de TOI.
Heeft ze met jou over mij gesproken? Ja, zij heeft veel over jou met mij gesproken.
Zonder werkwoord en na c’est:
Toi, tu parles français?
Jij, spreek jíj Frans? (als verrassende toon)
C'est moi qui a fait cela.
Dat heb ik gedaan.
Exercices:
Hieronder vind je een aantal opdrachten van het persoonlijkvoornaamwoord met nadruk. Het kan zijn dat je sommige woorden nog niet kent. Gebruik dan je woordenboek! Hiermee kun je er ook achterkomen of een woord vrouwelijk (f, féminin) of mannelijk (m, masculin) is.